Moeilijke woorden die je tegenkomt in de bergen
De beschrijvingen van onze wandeltochten staan boordevol termen, meestal afkomstig uit het duits. Ook de kaarten, websites en andere informatiebronnen gebruiken vaak Duitse woorden. Ben je nog niet zo bekend in bergenland? Dan kan het heel onduidelijk zijn in het begin. Uiteindelijk ga je de namen koppelen aan dingen waar ze bij horen, maar dan moet je het eerst natuurlijk kunnen plaatsen. Het meeste voorkomende overgenomen duitse woorden zijn, zijn de benamingen over de eigenschappen van het landschap en hoe je de bergen kan ‘lezen’.
Je komt woorden tegen als; Materialseilbahn, Geröll, Kar, Kamm, graad, Grat, Scharte, Joch, Pass, Bach, Fluss, See, Gipfel, Kreuz, Bergrettung. Laten we deze even voor je uitwerken. Kom je woorden tegen die nog steeds onduidelijk zijn? Stuur even een appje, of bel eventjes dan leggen we het gelijk uit!
De allereerste: De Materialseilbahn. Een van de woorden die bijna niet te vertalen is, want ik heb ze hier nog nooit gezien in Nederland. Het is namelijk het liftje, dat bakje wat je wel eens op en neer ziet gaan, waar de hut hun voorraden en materiaal in verplaatst. Vanuit het dal komt er een vol karretje met eten, drinken, gereedschap en andere onderdelen aan. Vanuit de hut gaan er meestal vuilniszakken mee naar beneden. Heel af en toe worden deze ook ingezet voor de tassen van de gasten, maar dat is alleen als dat speciaal vooraf is aangevraagd en afgesproken. Ook zijn er hutten die niet op deze manier bevoorraad kunnen worden omdat ze te hoog gelegen zijn, dan doen ze dat aan het begin & einde van het seizoen met de helikopter. Vliegt deze tussentijds ook? Dan is dat meestal voor verbouwingen of aanvullen/ ophalen van gasflessen. Meestal niet voor de bevoorrading van eten en drinken en ophalen van vuilnis, een vlucht kost rond de 1500€ namelijk. Daarom vinden we ook zo weinig verse groente en fruit op de hut
Kar, is een uitgesleten gebied, hooggelegen en meestal groot, breed en rond. Dit was vroeger altijd een glestjergebied en ligt nu meestal in het geröll. Als wandelaar wandelen we hier soms dwars doorheen, maar we blijven op de hoogtelijn.
Geröll, die net te grote altijd bewegende kiezels, losse brokstukjes van stenen. Meestal als een van de hoogstgelegen steensoorten te vinden. Kleine afgebroken stenen door water, modder of aardbevingen. De schapen en geiten hebben de paden vaak voorgesleten en daarna liepen wij hier pas over. Ligt er veel geröll en is het heel droog? Dan is grip krijgen als je een stap zet vaak lastig. Het kan dat je gelijk weer naar beneden zakt. Zorg dat je een duidelijk pad volgt, dat is meestal aangestampt. Wandel met een ritme, zodat je niet wegschuift.
Kamm, graad, Grat, Een kam of graad, kamm oder grat, is vaak een smalle overgang over de lengte van de berg. Dus je loopt op de ‘top’. Er ligt meestal een pad, maar soms kun je ook over rotsblokken klauteren. Bij een moeilijke graad zie je, als je naar beneden kan kijken, aan beide kanten de afgrond. In de praktijk, als wandelaar, zie je meestal maar één kant. Omdat je vaak toch net meer aan een kant loopt. Precies in het midden komt niet vaak voor, dat komt vaker voor als je gaat bergbeklimmen of klettersteigen.
Scharte, Joch, Sattel, Pass, samengevat; een overgang van de ‘ene kant’ naar de ‘andere kant’. De pass is denk ik de meest herkenbare, je rijdt namelijk over de ‘pass’ als je het gebergte van Oostenrijk of Italië inrijdt – zoals de Brennerpass, Fernpass, Arlbergpass. De pass duidt een brede overgang van gebied aan. Een sattel is ook een brede overgang, maar dan ga je voor je gevoel niet per se ergens overheen maar juist tussendoor. Sattel is een zadelvormig gebied, dus meestal tussen twee bergtoppen in. De Sattel vind je wat lager gelegen meestal en vaak nog in bebost gebied, je hebt dus niet altijd door dat je over een sattel gaat, maar het kan vernoemd staan in de kaart.
Een Joch of een Scharte zijn de smallere, steilere versies van een pass ondanks dat nog steeds vaak een pass genoemd in de bergen. Meestal pittig om te beklimmen en af te dalen, vaak met haarspeldbochten aangelegd en extra ondersteund met stenen of hout zodat de weg zichtbaar blijft, ook na sneeuwval of regenval. Het kan zijn dat de ene kant steil is en dat de andere kant gelijk wat flauwer en gemakkelijker is. Dit is goed te zien op de kaart en de afstand tussen de hoogtelijnen. Hoe dichter de hoogtelijnen op elkaar zitten, des te steiler het gebied.
Bach, Fluss, See, laten we één ding verhelderen: See (DE) = meer (NL) en Meer (DE) = zee (NL). Dus om verwarring te voorkomen: je komt meestal aan bij een meer in de bergen. Dit is vaak ijskoud water, vol met mineralen afkomstig uit de omringende bergen, waardoor je mooie kleuren wat er krijgt. Heel soms zelfs heel helder en duidelijk blauw. Je mag hier wel je voeten in afkoelen. Maar dat kun je ook in een Bach of Fluss doen; een stroom of een rivier. Zodra je ergens water tegenkomt zijn er vaak namen aangekoppeld die beginnen/ eindigen met bach of fluss. Dat is meestal een stroom of rivier(tje). Let erop; hier staat meestal wél stroming op, omdat de zwaartekracht werkt. De smeltende sneeuw vindt zijn weg naar het dal en eindigt daar in een grotere rivier zoals de Rosanna die over gaat in de Inn in het Inntal en dan doortrekt naar Duitsland, richting de zee.
Gipfel, Kreuz; Gipfelkreuz, Deze woorden zie je vaak verbonden tot Gipfelkreuz. Dat is een kruis wat boven aan de bergtop, op het hoogste punt staat. Vroeger was het vaak de taak van degene die als eerste boven was om ook samen met zijn dorpsgenoten te zorgen dat er een kruis kwam te staan. Enerzijds om aan te geven dat de top beklommen was, maar vooral om ‘God te eren’. Hoe hoger je komt in de bergen, hoe dichter je bij God bent, zeggen de mensen uit de bergen vaak. Er zijn veel mensen die de top beklimmen voor bezinning en verbinding met het hogere, voor hoop, om van het leven te houden. Traditie is, zodra je boven op de top staat, dat je het Gipfelboek signeert. Vaak hangt er een kastje aan het kruis waarin een boek ligt, daar zet je de datum in, je naam en eventueel een kort verhaaltje. Soms heb je geluk en vind je er ook nog een glaasje Schnapps, maar laat dan ook wat achter in het doneerkistje voor de Bergrettung (zij organiseren dat meestal).
Bergrettung, deze term zal ook bekend zijn, maar last but not least: de berg redding! Vergelijkbaar zoals de vrijwillige brandweer in Nederland fungeert, zo werkt dit ook. De Bergrettung zijn inwoners van het dorp die vanuit hobby, werk of opleiding kundig zijn in de bergen. Ze kennen het gebied op hun duimpje en komen overal op en weer vanaf. Zij zetten zich vrijwillig in om mensen in problemen te helpen. Ze trainen wekelijks, voordat je actief lid wordt volg je een ‘opleiding’ tijdens deze wekelijkse bijeenkomsten. De meeste Bergretters zijn berggidsen, skiërs, klimmers, artsen of verplegers. Zodra er een signaal komt verzamelen ze zich razendsnel bij de helikopterplaats in het dorp en worden ze omhoog gevlogen om te helpen. Heeft het dorp geen helikopter? Dan gaat dat te voet, met de auto, of skilift, zo hoog als ze komen. Is het heel slecht weer, mistig, hoog lawinegevaar? Dan handelen ze op dezelfde manier als Ehbo’ers in Nederland; ze waarborgen eerst hun eigen veiligheid. Hard werken, een normale taak je hebt als kundig bent, maar ook dankbaar, zo ervaren Bergretters hun werk.